Laatst las ik het boek “het alternatief, weg met de
afrekencultuur in het onderwijs” van Kneyber en Evers. Daarin wordt zoals de
titel al meldt met name de zin en onzin van testen aan de kaak gesteld. Zo
wordt gesteld dat het beoordelen van de kwaliteit van onderwijs en docenten aan
de hand van testresultaten leidt tot ongewenste effecten. Ik ben daar direct
van overtuigd, het boek gaf veel argumenten die mijn gevoel verder bevestigen. Ik
kende echter geen alternatief systeem. Er moest een alternatief gevonden
worden, daar was ik van overtuigd. Deze overtuiging komt enerzijds voort uit
mijn opleiding en anderzijds uit negatieve ervaringen als student aan de HES.
Ik ben opgeleid in informatica
en bedrijfseconomie. Ik genoot mijn opleiding in een tijdvak waarin ‘what you
measure, is what you get’ een positieve
connotatie had, en niet, zoals in dit tijdvak, een negatieve. Dit tijdvak
kenmerkte zich dan ook door dashboards, balance scorecards, bestuurderscockpits
en meer van deze fantastische managementinformatiesystemen. Alles werd gemeten
en gemonitord. Aan de hand van de scores werden de prestaties beoordeeld. Rationeel,
rechtlijnig en definieerbaar.
Mijn eerste neiging was daarom dat als de testen die we tot
nu toe gebruiken voor de beoordeling van docenten niet deugden, dan moesten er
andere testen te vinden zijn die wel het juiste meten.
Het beoordelen van docenten was bittere noodzaak. Immers,
mijn persoonlijke ervaring met docenten maakt dat een beoordeling van met name
slechte docenten erg belangrijk is. Er moet een einde gemaakt worden aan
docenten die er maar een potje van maken in de klas. Dat gaat ten koste van de
ontwikkeling van kinderen en jongvolwassenen. Een objectieve beoordeling was in
mijn ogen dus een onmisbaar instrument voor kwalitatief goed onderwijs. In ‘Het
Alternatief’ vond ik ook daadwerkelijk een alternatief voor de beoordelings- en
meetsystemen.
Eerst even een stapje terug naar mijn negatieve ervaring uit
mijn studietijd aan de HES waar ik
bedrijfsinformatica studeerde.
Een hoofdvak in deze studie is bedrijfseconomie. We kregen
in het tweede leerjaar les van een docent die ik nooit meer vergeten ben. Ik
herinner me hem echter niet omdat hij zo inspirerend was. In tegendeel, deze
docent had het helemaal opgegeven. Hij gaf dan ook helemaal geen college meer.
Hij verwelkomde ons en draaide zich vervolgens om naar het bord. Vervolgens
begon hij daar het collegedictaat op het bord te schrijven, zonder uitleg en
zonder gelegenheid tot het stellen van vragen. Als het bord vol was, was het
college ten einde. Alle ‘colleges’ verliepen op deze wijze. Ik kan me niet meer
herinneren of er veel studenten aanwezig waren, maar ik hield het al snel voor
gezien. Ik kopieerde het dictaat van anderen en leerde dit uit mijn hoofd.
Omdat het dictaat en de tentamens goed op elkaar aansloten (oh wonder!), haalde
deze docent uitstekende resultaten, zelfs zonder dat de studenten aanwezig
waren!
Ik kan me niet voorstellen dat dit niet algemeen bekend was
bij collega’s en de schoolleiding. Toch werd dit oogluikend toegestaan. Er was
in de jaren dat ik studeerde aan de HES geen waarneembare verbetering. En dit
was niet het enige trieste geval. Er zijn meer verhalen bekend: van docenten
die er vreemde lesmethoden ophielden, docenten die dronken voor de klas
stonden, etc.
Het meten van de ontwikkeling van de studenten had in het
bovengenoemde voorbeeld geen oplossing geboden, immers door de goede
tentamenresultaten had de docent het gelijk aan zijn zijde. Echter, wat was er
gebeurd als het alternatief uit het boek van Kneyber en Evers was toegepast?
Een alternatief waarin de docenten als echte professionals te werk zouden gaan?
Als de docenten eigenaar waren geweest van de kwaliteitsbewaking van het
onderwijsproces en bijvoorbeeld collegiale toetsing en intervisie hadden toegepast?
Als er regelmatig een collega-docent tijdens college aanwezig was geweest? Als
deze collega vervolgens middels intervisie met andere docenten in gesprek was
geraakt of beter nog door studenten was beoordeeld? Wat als er een ombudsman of
–vrouw beschikbaar was voor klachten van studenten en docenten? Wat als de
schoolleiding regelmatig in de klaslokalen aanwezig zou zijn geweest?
Dan was deze wantoestand onmiddellijk publiekelijk bekend
geworden en zou de schoolleiding gedwongen zijn tot ingrijpen. Docenten en
studenten zouden een vernietigend oordeel hebben gegeven dat niet zonder
gevolgen zou kunnen blijven. Zelfs als de schoolleiding niet zelf had
ingegrepen.
Dit bewijst volgens mij dat een meetsysteem niet altijd
leidt tot het gewenste effect. “Teaching to the test” maakt dat het
onderliggende probleem niet zichtbaar wordt: Alleen de stof die van belang is
voor het examen wordt onderwezen. Als de betreffende docent dan ook nog het
tentamen opstelt, zullen de tentamenresultaten uitstekend zijn. Studenten krijgen
daarmee slechts een beperkte blik op het vak dat onderwezen wordt en leren een
trucje waarmee ze het tentamen kunnen halen. Zodra er meer vindingrijkheid of
eigen initiatief vereist is, zullen zij afhaken omdat ze zich de stof niet écht
eigen hebben gemaakt. In de (beroeps)praktijk zal dit ogenblikkelijk duidelijk
worden. Immers daar wordt juist een beroep gedaan op het talent van studenten
om de aangeboden theorie in de praktijk toe te passen en af te stemmen op
specifieke situaties.
Het beleggen van eigenaarschap in teams van professionals
vergroot de kans tot het bereiken van het doel volgens mij wel evenals studenten
die een stem hebben in het vaststellen van de onderwijskwaliteit en een
mogelijkheid krijgen om suggesties ter verbetering te doen of kwaliteitsproblemen
aan de kaak kunnen stellen. Daar kan geen meetsysteem tegenop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten